De Nederlandse en Australische onderzoekers Cuijpers en Lee
onderzochten of oogbewegingen de verwerking van nare herinneringen
bevorderen. Zij vonden, op basis van een meta-analyse, dat oogbewegingen
van toegevoegde waarde zijn in EMDR, maar alleen bij modelgetrouwe
toepassing van deze behandeling
In hun meta-analyse namen de onderzoekers twee
soorten studies mee: vijftien RCT’s waarin EMDR met en
zonder oogbewegingen werd vergeleken, en elf laboratoriumstudies
waarin de proefpersonen de opdracht
kregen aan een nare herinnering te denken, met of zonder
gelijktijdig aangeboden oogbewegingen. Het betrof
in totaal 452 patiënten in de behandelstudies en 397
proefpersonen in de experimenten.
De gevonden effect size (de effectmaat om de sterkte
van het effect in een meta-analyse weer te geven) voor
oogbewegingen in de behandelstudies was gemiddeld
(Cohen’s d=0.41). De onderzoekers vonden opvallend
grote verschillen in de effect sizes tussen behandelstudies
waarin werd verwezen naar een protocol versus
studies zonder een referentie naar een protocol. Opmerkelijk
was dat in behandelstudies waarin een dergelijke
referentie ontbrak, de onderzoekers zelfs helemaal geen
effect van oogbewegingen konden vinden.
Cuijpers en Lee vonden een groter effect van oogbewegingen
in laboratoriumstudies dan in de behandelstudies.
In de laboratoriumstudies vonden zij dat de oogbewegingen
zorgden voor zowel een sterke afname van de
emotionaliteit als van de levendigheid van de nare herinneringen.
Deze bevindingen sluiten aan bij de werkgeheugenhypothese.
De onderzoekers besluiten met de opmerking dat oogbewegingen
in een EMDR-behandeling waarschijnlijk
niet het enige werkzame element zijn. Dit zou verklaren
waarom het effect van oogbewegingen in de behandelstudies
minder uitgesproken is dan in de laboratoriumstudies.
(MattyG)
C.W.Lee & P.Cuijpers (2013), A meta-analysis of the contribution of
eye-movements in processing emotional memories, Journal of Behavior
therapy and experimental psychiatry, 44, 231-239.