Ik behandel een vrouw met langer bestaande dwangklachten, waarbij sprake is van rituelen rondom de angst haar huis – en daarmee vooral haar dierbaren – te besmetten, vanuit haar werk: een ziekenhuis. Dit idee begon vijf jaar geleden, toen ze een ongelukje op haar werk had en bang was aids te hebben. Ze is daar overigens nu niet meer zo bang voor. Ze weet dat het niet zo is, maar heeft nog wel allerlei rituelen ontwikkeld die ze uitvoert als ze uit haar werk komt: deur niet aanraken en jas niet ophangen op de plek die jaren geleden mogelijk ‘besmet’ is geraakt.

Ik denk nu aan exposure in combinatie met EMDR, maar de vraag is wat het beste target is. Is dat het beeld van de ‘besmetting’ van toen? Wat het naarste is dat kan gebeuren, zegt ze niet te weten. Ze is alleen bang dat ze iets overbrengt op de mensen die haar dierbaar zijn, ofschoon ze bijvoorbeeld niet bang is dat anderen dan doodgaan. Dat zou ook een keuze kunnen zijn: het beeld dat ze bijvoorbeeld haar vriend aanraakt.

 

Antwoord

Ja, begin daar waar het begin ligt van het ontstaan van haar klachten. Dat is blijkbaar een heftige gebeurtenis geweest. Hierdoor is ze op een of andere manier gaan denken en geloven dat ze besmet zou kunnen worden. Ze weet misschien wel dat het niet waar is, maar dat voelt nog steeds niet zo. Dit gevoelsmatige ‘bewijsmateriaal’ ontkracht je door de herinnering aan die gebeurtenis te desensitiseren.

Interventies als exposure en responspreventie zijn erop gericht de angstige verwachtingen van de patiënt, die moeten worden geneutraliseerd door het uitvoeren van dwanghandelingen, op hun geldigheid te onderzoeken met het doel gedragsverandering te bewerkstelligen. In veel gevallen is de patiënt er echter ofwel nauwelijks van te overtuigen dat er geen gevaar dreigt, ofwel niet bereid het ‘risico’ van gedragsverandering te nemen. In dergelijke gevallen kan EMDR een bijdrage leveren door het toepassen van een zogenoemde ‘flashforward’. Je weet hoe die gaat, hè? Kijk anders voor dit soort vragen in Vraagbaak EMDR.

Meer concreet: je vraagt de patiënte een beeld op te roepen van de gevreesde ramp (in het voorbeeld, het besmetten van een ander met het aidsvirus). Doe dat zo scherp en concreet mogelijk en neem ook de ‘worst nightmare’ die zij kan bedenken. Welk persoon heeft ze bijvoorbeeld voor ogen die zij besmet? Maar is dat wel de echte ramp? Gaat het er niet om wat er gebeurt als diegene besmet is (bijvoorbeeld het creperen, uitgemergeld raken, dood gaan, daarvan zelf de schuld krijgen, gevangenis)? Laat haar bijvoorbeeld daar een plaatje van oproepen. Let op: patiënten met OCS zijn bang om dit soort plaatjes in gedachten op te roepen uit angst het daarna niet meer kwijt te zullen raken, of denken dat het dan ook echt zo is. Je moet haar dus wellicht nog wel flink motiveren en geruststellen. De verwachting is immers dat zodra de rampfantasieën (mogelijk zijn er meer) van hun emotionele lading zijn ontdaan, de gevoelsmatige geloofwaardigheid van de angstige verwachting sterk zal afnemen. De exposure en responspreventie blijken in de praktijk dan in veel gevallen aanzienlijke minder moeilijk te verlopen.

Hou je me op de hoogte van het verdere verloop?

 

Reactie

De dwang is behoorlijk hardnekkig en nog niet volledig verdwenen. We zijn bezig met het doorbreken van de laatste vermijding. Bij deze patiënt was het lastig om bij haar gevoelens te komen. Ze bleef aanvankelijk wat meer in het al wel weten, maar nog niet echt anders voelen. Toch heeft EMDR een bijdrage geleverd. De beelden van de ‘besmettingen’ van toen zijn van hun lading ontnomen. Daarnaast hebben we een EMDR gedaan gericht op haar flashforward van haar neefje dat op sterven ligt doordat zij hem besmet heeft, en tot slot een future template van het openen van de voordeur.